Er zijn drie fundamentele verschillen tussen zomer- en winterbanden: de profieldiepte, de compound en het profielpatroon.
- Winterbanden bevatten meer natuurrubber, waardoor ze soepeler blijven bij koud weer. Hoe zachter ze zijn, hoe meer ze zich aan het wegdek vasthechten en dus de grip en het rijgedrag verbeteren. In tegenstelling tot zomerbanden, die snel hard worden bij koude temperaturen, presteren winterbanden het beste bij temperaturen van minder dan +7 °C.
- Winterbanden hebben duizenden kleine groeven (bekend als lamellen) in hun profielblokken, om water te verspreiden en aquaplaning te voorkomen. Deze groeven bijten zich vast in sneeuw, smeltende sneeuw en ijs en zorgen zo voor een optimale grip op het wegdek.
- Winterbanden hebben ook een diep profiel. Dit vormt holtes waarin sneeuw zich kan verzamelen. Het lijkt vreemd, maar niets hecht beter op sneeuw dan sneeuw – en samengedrukte sneeuw vergroot dit effect nog. Deze extra grip duwt het voertuig vooruit op wegen die met sneeuw of ijs bedekt zijn.